Home

Personal info

Favorites        

Peru Reportage

Reisverslagen

Foto's

Gastenboek

 

Reisverslagen

  Budapest/Hongarije

Budapest: metropool tussen Oost en West

Reisimpressie van bezoek aan deze stad in mei 2004

 

Als je vanaf de monumentale Kettingbrug de Donau onder je door ziet stromen besef je dat de bekende Weense wals “An die schöne blaue Donau” volledig op Budapest van toepassing is. Over een breedte van soms wel 750 meter stroomt ze met grote kracht door de Hongaarse hoofdstad en snijdt daarbij deze dynamische metropool in twee delen: het hoger gelegen Boeda en de benedenstad Pest. Al is de rivier zelf niet zo blauw meer, het uitzicht op de burcht aan de ene kant en het monumentaal neogotische parlementsgebouw aan de Pest-zijde zijn oogstrelend. Het riviergezicht levert niet alleen mooie ansichtkaarten op, de Donau is ook een symbool van een Hongarije dat al sinds eeuwen Centraal en West Europa met elkaar verbindt, zowel politiek, geografisch als cultureel.

 

Wanneer je de geschiedenis van de trotse hoofdstad van Hongarije beschouwt, kan men stellen dat de 45 jaar Sovjet overheersing niet méér waren dan een wrede onderbreking van een lange Europese, christelijke, traditie. Deze gaat al terug tot de opname van het toenmalige Hongaarse rijk in het Heilige Roomse Rijk, waardoor het zich verbond met het pauselijk gezag van Rome. Maar de christelijke invloed is vooral te danken aan vier eeuwen overheersing van de Hongaren door het katholieke, Habsburgse rijk. De ligging aan de rand van dat enorme rijk, dat haar wortels heeft in de 14e eeuw, stond echter garant voor nog meer invasies van vreemde mogendheden, met als belangrijkste de Mongolen en de Turken. Deze laatste heersten in de 17e eeuw gedurende 50 jaar in het land en werden uiteindelijk pas in 1686 verjaagd door de Habsburgse prins Eugene de Savoy. Ten gevolge van de verwoestingen in de oorlogen met de Mongolen en de Turken zijn er nauwelijks middeleeuwse gebouwen te vinden in Budapest. Of het moet de mooie Matthias kerk zijn, vernoemd naar de belangrijkste Hongaarse koning uit de 15e eeuw. Later zetten de Habsburgers de stad gedurende hun regering vol met barokke en neo-klassieke gebouwen. Als je de brede boulevards, de statige gebouwen en indrukwekkende standbeelden ziet, dan is de parallel met bijvoorbeeld Wenen, Praag of Parijs snel gevonden. De Andrassy boulevard met haar Nationale Opera, de magnifieke Sint-Stefanus basiliek en het koninklijk paleis op de Burchtheuvel zijn hier goede voorbeelden van. Het herwinnen van een relatieve autonomie van het land gedurende de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie in de tweede helft van de 19e eeuw leidde tot een nieuwe bloeiperiode van het Hongaarse cultuur. De bouwwoede uit die tijd heeft wellicht de meest interessante bouwwerken opgeleverd, namelijk die van de Secessie school, een Hongaarse variant van de Duitse Jugendstil. Ook de invloed van Eiffel is hier merkbaar in de staalconstructie van het treinstation Nyugati. En wie wist trouwens dat in Budapest in 1905 de eerste metro (de “gele lijn”) van het Europese vasteland in gebruik werd genomen?

 

In de stad is ook nog veel bewaard wat aan de wortels en de eigenheid van de trotse Hongaarse cultuur herinnert. Deze wortels liggen in het Oosten. In 896 vestigden de mysterieuze, waarschijnlijk uit de Oeral afkomstige Magyaarse stammen onder leiding van hun veldheer Arpád, zich in het Karpatenbekken rond de Donau. Deze woeste ruiters zaaiden tientallen jaren door hun veroveringen angst en paniek onder de plaatselijke volkeren. Uiteindelijk werden ze in 955 door de Duitse koning Otto de Grote overwonnen waarna ze zich lieten kerstenen en zich aansloten bij de bestaande orde. De zeven Hongaarse stammen zijn vandaag de dag vereeuwigd in de imposante beeldengroep op het Heldenplein in Pest en laten iets voelen van de woestheid die ze moeten hebben bezeten. Bij het koninklijk paleis kijkt vanaf de Burchtheuvel de mythische vogel Tülül over de stad uit, die volgens de Magyaren goddelijke krachten bezat. De Hongaarse taal zelf is ook een uiting van deze eigen identiteit. Hongaars is temidden van de Slavische talen die in de haar omringende landen wordt gesproken, een vreemde eend in de bijt. Het Hongaars stamt af van de Fins-Oegrische taalfamilie, en heeft verre verwantschap met het Fins en het Ests. Het lijkt letterlijk nergens op en draagt daarmee bij tot een ‘exotisch’ oord in het Europa van nu. Behalve de taal heeft ook de folklore een heel eigen karakter en is daarbij enorm gevarieerd, zoals zichtbaar wordt in de culinaire tradities en kunstnijverheid. De Központi Vásárcsarnok, de centrale markthallen, zijn een uitgelezen plek om je hierin onder te dompelen, al zullen de pontificaal zichtbare ganzenleverprodukten en je glazig aanstarende varkenskoppen niet iedereen kunnen bekoren…

 

Maar Boedapest is nog kleurrijker. Zo heeft anderhalve eeuw Turkse overheersing in het verleden ook de nodige sporen achtergelaten. Helaas zijn de verwoestingen van de toenmalige stad door de Turken talrijk geweest in deze periode. Maar aan de andere kant is in geen enkele Europese hoofdstad is bijvoorbeeld de badcultuur zo mooi gesitueerd als hier. Van warmwaterbronnen kun je genieten op het Margaret-eiland in de Donau, of in de barokke baden van het Géllert hotel, die zó als decor zouden kunnen dienen voor een klassieke opera. De zigeuners en zeker de joodse gemeenschap hebben ook hun stempel op de stad gedrukt. Vóór de 2e wereldoorlog was de joodse gemeenschap in Budapest van alle Europese steden de grootste in aantal. De immense orthodoxe synagoge en het joods historisch museum herinneren aan deze joodse historie. Ook de Hongaarse muziek is hierdoor mede beinvloed, en de klezmerbands zijn dan ook populair.

Het is deze mengeling van Europese, oosterse en originele Hongaarse elementen die de stad zo boeiend maakt. Deze elementen komen ook samen in de werken van de componist en pianovirtuoos Franz Liszt (1811-1886), die zijn laatste jaren in Budapest doorbracht. Hij wordt als zoon van het stad gekoesterd. In zijn vroegere huis is een klein museum ingericht dat een bezoek waard is.

 

Ondanks de rijke historie krijgt het alledaagse leven in het moderne Boedapest meer en meer de trekken van de westerse consumptiemaatschappij, met alle verschijnselen die daarbij horen. Dure auto’s en mobiele telefoons zijn duidelijk zichtbaar, evenals de hipgeklede jongeren en de city tours met hordes toeristen. Het zal ook niet verbazen dat je in het centrum net zo makkelijk Burger Kings, design meubelzaken en internetcafés aantreft als in pakweg München, Madrid of Florence, alsook gigantische warenhuizen die vele Westeuropese gelegenheden naar de kroon steken. De eerlijkheid gebiedt echter te zeggen dat een groot deel van de inwoners moet rondkomen van een minimum inkomen en aan deze rijkdom geen deel heeft.
Het is echter nog geen 15 jaar geleden dat de stad nog zuchtte onder het communistisch regime. Hongarije was echter ook in de communistische tijd altijd al een van de meest ‘westerse’ en rijkste Oostbloklanden. De vrijheid van meningsuiting werd gedurende deze jaren steeds groter. Zoals onze schrijver J. Bernlef echter zo treffend heeft beschreven in zijn roman “Publiek geheim”, was de socialistische heilstaat ook met die relatieve vrijheid nog altijd verstikkend om in te leven. Maar de Hongaren zijn er sterk uitgekomen en hebben razendsnel ingespeeld op de nieuwe kansen, waarbij ze zich nog meer dan andere voormalige Oostbloklanden openstelden naar het Westen. Niets doet eigenlijk nu nog aan die tijd herinneren. Of het moest het Beeldenmuseum zijn, een eigenaardig beeldenkerkhof waar Lenin- en Marxbeelden worden bewaard als relikwieën uit een onwerkelijke tijd…

  

Guido Hulshoff / Verschenen in Katholiek Nieuwsblad, najaar 2005.