Home

Personal info

Favorites        

Peru Reportage

Reisverslagen

Foto's

Gastenboek

 

Reisverslagen - Spanje

 

De Alpujarras:  Moren, bergtoppen en witte dorpjes

een reisimpressie (7 - 15 mei 2006)

door Guido Hulshoff

 

Er klinkt een knal. Ik schrik wakker. Wat is er in hemelsnaam gebeurd? Onweer? Geweerschoten? Dan volgt er nog één. Het begint te dagen. Het zijn vuurpijlen! Dit is de manier van de dorpelingen in het Zuidspaanse Busquístar om hun jaarfeest uit te luiden. De inwoners van dit bergdorpje weten hoe ze feest moeten vieren. En wij mogen meegenieten.

Andalusië, Zuid Spanje. We zijn in de Alpujarras, het gebied ten zuiden van de Sierra Nevada, waar zich Spanjes hoogste bergen bevinden. Zonder twijfel zijn de Alpujarras één van de meest spectaculaire en fotogenieke gebieden van Spanje. De riviertjes die vanuit de sneeuwbedekte toppen komen stromen, de afwisselende vegetatie en de witte dorpjes die aan de steile hellingen geplakt lijken, geven het landschap een bijzondere aanblik.

Maar niet alleen het natuurschoon, ook de geschiedenis van dit land is boeiend. Misschien wel het meest bijzondere aan deze streek is dat nergens anders in Spanje de invloed van de Moren zo zichtbaar is als in deze bergstreek. Maar liefst acht eeuwen leefden en werkten ze hier. Al in 710 trokken de eerste Moren vanuit het huidige Marokko het Europese vasteland binnen. In snel tempo veroverden ze daarna het gehele Iberische schiereiland. Met name het zuiden, destijds bekend onder de arabische naam Al-Andalus (waar de huidige naam Andalusië vandaan komt), maakte in de 8e tot 10e eeuw een grote bloeiperiode door. Terwijl grote delen van Noord-Europa zuchtten onder conflicten en oorlogen, ontstond in het kalifaat in Córdoba het belangrijkste centrum van wetenschap en cultuur in Europa, met misschien wel een half miljoen inwoners. Grote moskeeën en paleizen werden neergezet, er was handel uit alle windstreken, en de wetenschappen en kunst kenden grote vooruitgang. Ondanks de overheersing door de Moren, was deze tijd ook een voorbeeld van tolerantie en culturele vrijheid. De moslims leefden en werkten in relatieve rust en harmonie samen met joden en christenen. Deze laatsten hadden veel rechten en mochten bijvoorbeeld hun geloof blijven belijden. Aan deze periode van rust kwam onder nieuwe machthebbers langzaam een einde. Bovendien gingen de christenen in de tegenaanval. 

In Granada vind je al direct één van de hoogtepunten van de Moorse periode in Spanje. Terwijl vanaf de 11e eeuw vanuit het Noorden grote gebieden op de Moren werd heroverd, kwam het vorstendom der Nasriden met als hoofdstad Granada nog tot grote bloei, met als kroon op het werk het Alhambra. Het is een fort, paleis en wooncomplex ineen. Met de bouw werd begonnen in 1238 door de eerste Nasridische vorst Mohammed I. Het groeide in de jaren daarna uit tot de aaneenschakeling van patio’s, zalen, torens, tuinen en fonteinen die het nu is. Tegelijk is dit de plek waar koning Boabdil zich na een jarenlang beleg moest overgeven aan de katholieke koningen Ferdinand in 1492. Gelukkig hadden de nieuwe heersers genoeg besef van schoonheid om het Alhambra vrijwel onaangetast te laten en zelfs te onderhouden. Als je het sobere gebouw vanuit de Plaza de los Nazaries nadert, zou je niet zeggen dat het van binnen een schat aan oriëntaalse interieurkunst herbergt. Het hoogtepunt vormt het Nasridenpaleis uit de 14e eeuw. In de patio van de mirrestruiken, die uitkomt op de adembenemend fraaie Ambassadeurszaal waan je je in een sprookje van Duizend en één nacht. De vele arabische tekens (koranteksten), ontelbare bloemmotieven uitgehouwen in vele kleuren marmer en een als sterrenhemel versierde houten koepel maken dat je niet weet waar je het eerst moet kijken. Trek op zijn minst een hele ochtend voor het Alhambra en het nabijgelegen tuinencomplex Generalife uit, want de kortste route alleen al bedraagt van vijf kilometer. En met de vele toeristen die hier elke dag weer samendrommen (twee miljoen bezoekers per jaar) gaat het niet echt snel. Geduld is hier zeker een schone zaak. Vergeet aan het einde echter niet het Alcazaba te bezoeken, want vanaf de daarin gelegen Torre de la Vela heb je een indrukwekkend uitzicht. Aan de ene kant een ligt Granada aan je voeten, aan de andere kant het hele Alhambra en daarachter de majestueuze bergen.

Uitzicht op Alhambra en Sierra Nevada

De witte toppen van de Sierra Nevada en vooral het gebied daarachter maken ons nieuwsgierig. Hoewel het zeker ook interessant is de stad Granada te bezoeken, laten we die nu even voor wat het is en zetten koers naar de bergen. Als je Granada verlaat via de snelweg richting Costa del Sol ben je in mum van tijd ingesloten door bergen, waar de brede autoweg zich langzaam stijgend doorheen slingert. Als je Granada verlaat via de snelweg richting Costa del Sol ben je in mum van tijd ingesloten door bergen, waar de brede autoweg zich langzaam stijgend doorheen slingert. Hierbij passeer je de Puerto del Suspiro del Moro, een pas waarvan de naam naar men zegt verwijst naar de verslagen vorst Boabdil. Vluchtend naar de bergen, zou hij op deze plek voor de laatste keer met een diepe zucht hebben omgekeken in de richting van Granada, voor hij voorgoed de stad achter zich liet. Waar of niet, in ieder geval is het een mooi verhaal... Bij het stuwmeer van Béznar, dat we na enige tijd naderen, slaan we af en laten we de drukke verkeersstroom achter ons. We kiezen voor de relatieve stilte van de Alpujarras. Na 6 bochtige kilometer kom je in de eerste plaats van betekenis, Lanjarón. Vlak vóór dit kuuroord, wat ook wel de toegangspoort tot de Alpujarras wordt genoemd, valt de eerste glimp op te vangen van de vaak met eeuwige sneeuw bedekte toppen van de Sierra Nevada. De bergketen strekt zich over ongeveer 70 km uit naar het oosten en herbergt een tiental bergen van boven de drieduizend meter, waarmee ze na de Alpen tot de hoogste bergen van Europa behoren. Het gebied rond de hoogste toppen de Mulhacén (3481m) en de Veleta (3398m) is één van de oudste nationale parken van Spanje. Een bijzondere attractie van dit deel van Spanje is natuurlijk dat je tot in het voorjaar in één dag zowel kunt skieën als kunt uitwaaien op het strand.

 

Alpujarras: Uitzicht op Capileira en Pampaneira

Gelukkig bevinden de skiliften en lelijke skihotels zich aan de meer besneeuwde noordkant van het bergmassief en zijn de Alpujarras door ligging aan de zuidkant niet geschikt voor massaal skitoerisme. Sterker nog, eeuwenlang waren de Alpujarras moeilijk toegankelijk. Dit maakte het na de val van het laatste Moorse bolwerk in Granada ook een zeer geschikte vluchtplaats voor de verslagen koning Boabdil en met hem vele moslims uit andere delen van Spanje die steeds verder werden teruggedrongen. Er zijn in de Alpujarras nadien nog een aantal felle gevechten geleverd met de christenen. In 1610 werden alle moslims definitief uit Andalusië verdreven. Hoewel daarna hun plaats werd ingenomen door de Spanjaarden, en veel van hun bouwsels in verval raakten, zijn tot op de dag van vandaag hun sporen zichtbaar. De tegen de wanden aangebouwde witte huizen, met hun platte lemen daken en markante schoorstenen zijn typische voorbeelden de Moorse bouwstijl. Ook de labyrinthen van steile, smalle straatjes met hun overdekte doorgangen in bekende dorpjes als Capileira, Pampaneira en Bubión zijn hier getuigen van. De overal duidelijk te onderscheiden terrassen tegen de bergwanden, waarop gewassen als graan en bonen werden verbouwd, alsmede de talloze irrigatiekanalen (“acequia’s”) die deze van water voorzien, zijn eveneens een erfenis van de Moren. Het is niet overdreven te stellen dat in grote delen van Andalusië door hun kennis van waterbouw en landbouwmethoden de kurkdroge bodem in cultuur kon worden gebracht. Nog steeds is mede daardoor Andalusië één van de grootste producenten van fruit, graan en olijven van Spanje.

 

Pas in de midden van de 20e eeuw zijn de Alpujarras voor het gemotoriseerd verkeer ontsloten. Sinds Gerard Brenan, de bekende Engelse auteur die lang in de Alpujarras heeft gewoond, dit groene berglandschap vele malen en minitieus beschreef is het ‘ontdekt’ door de Noordelijke reizigers. Eerst vooral bohémiens en kunstenaars, in de jaren zestig en zeventig werd het een geliefde bestemming voor hippies, maar de laatste jaren hebben allerlei vormen van toerisme er vaste voet aan de grond gekregen. En niet in de laatste plaats kom je er Engelsen, Nederlanders en Duitsers die hier hun droomhuis proberen te realiseren. We ontmoeten bijvoorbeeld een Nederlandse vrouw die nadat ze was gevallen voor een echte Andalusiër met hem mee is teruggegaan naar zijn geboortedorp. Of die Engelsman die al drie jaar bouwt aan zijn droomhuis, omdat zaken hier nu eenmaal vaker van ‘mañana’ gaan, en steeds het geld eerder op is dan hij denkt. Toch heeft de streek ondanks alle toeloop van buiten zijn eigen karakter nog goed weten te bewaren en is de natuur en het leven in de dorpjes nog redelijk authentiek. Dit geldt zeker voor Busquístar. In dit rustige dorpje brengen wij onze eerste nachten door in een pension van twee Nederlanders, die zijn gevallen voor de charmes van deze streek. Sinds november 2005 runnen zij een pension, dat ligt aan de voet van een steil en smal straatje waar je ’s ochtends in gedachten een oude boer met zijn ezeltje langs ziet komen. Een auto komt er in ieder geval niet in.

 

Hoewel het met de rust gedaan lijkt, nu Busquístar dit weekend begin mei het toneel is van nachtenlange muziek en dansfestiviteiten, met pasodoble, bier en raciones gedroogde ham. En natuurlijk de onvermijdelijke processies en harmonieorkesten. Elke avond en ochtend worden er bovendien donderbussen en ander vuurwerk afgeschoten. Door de omringende bergen is de resonantie van de knallen fabelachtig.

Uitzicht vanaf balkon pension Casa Sonia, Busquistar

Ook al is onze nachtrust dus ietwat verstoord, we gaan na een stevig ontbijt eindelijk echt aan de slag. Op het programma staat een stevige wandeling langs de bovenloop van de Rio Trevelez. Startpunt is het dorp Trevélez, dat met zijn ligging op 1476 m boven de zeespiegel zich als het hoogstgelegen dorp van Spanje presenteert. Of dat zo is, laten we in het midden, maar de ligging aan de voet van de Mulhacén is in ieder geval indrukwekkend. Op weg naar de ´barrio medio´, de hogergelegen wijk, passeren we diverse hamfabrieken, waar de wereldberoemde Serranoham wordt gemaakt. Nee, Trevélez is niet bestemd voor vegetariërs, tenminste dat zou je denken als je de varkensdijen (met hoefje en al) frontaal ziet bungelen aan het plafond van de diverse delicatessenshops en taveernes.

 

De Alpujarras bieden een uitgebreid scala aan wandelingen, van rustig in de lager gelegen dalen tot alpiene trektochten. Helaas laat de bewegwijzering vaak te wensen over. Een goede topografische kaart en een wandelbeschrijving zijn dus geen overbodige luxe. Gelukkig loopt onze weg steeds langs de rivier Trevélez, die onder invloed van de smeltende sneeuw soms zeer wild kolkt. De paden zijn daardoor helaas ook regelmatig in kleine stroompjes veranderd. Hoge en waterdichte bergschoenen bewijzen in dit terrein goede diensten. We lopen de eerste kilometers nog in het dal. De bloesem van de vele fruitbomen geurt heerlijk in dit jaargetijde. Ook steeneiken en kastanjebomen kom je veel tegen (kastanjes zijn hier een plaatselijke lekkernij). Opvallende verschijning in deze streek is de moerbeiboom, die ooit werd meegebracht door de Arabieren. Met de zijderups, die van zijn bladeren leeft, vormde deze in de Moorse tijd onderdeel van de bloeiende zijde-industrie die de Alpujarras veel welvaart bracht.

 Wandeling hoog boven het dal van de Rio Trevélez

Als we halverwege de rivier oversteken en de terugtocht aanvangen, stijgt de weg plotseling steil omhoog en komen we rond 2000 m in een heus alpien landschap. Met slechts een vaag geraas van de rivier beneden is de stilte hier totaal. Gedurende de hele wandeling komen we nauwelijks een levende ziel tegen. Alleen boven ontmoeten we er één. Een boer wandelt langs, een reusachtige stier met zich meetrekkend. Hij houdt even stil voor ons. “Deze gebruik ik om het vee naar beneden te leiden als ze weer op stal moeten in de winter.” Nee, het is geen ‘toro bravo’, geen vechtstier. Hij laat zich dan ook graag even als stierentemmer op de foto zetten. Juan is een van de vele kleine boeren in de streek, die een boerderij pacht. Zijn veertig kalveren lopen ergens in de alpenweiden rond. Waar zijn de varkens? Daar wordt immers de Serrano ham van gemaakt. “Varkens? Die komen uit Extremadura. Hier vind je ze niet!”. Ach, nee, dat is waar ook. Hier wordt het vlees vooral heengebracht om te drogen in de berglucht, wat het zijn speciale geur en smaak geeft. We nemen afscheid van Juan, en krijgen als we een stukje zijn doorgelopen, een fabuleus uitzicht op de Mulhacén en omliggende reuzen.

 

Stierentemmer en boer Juan de flanken van de Sierra Nevada

Een van de mooiste wandelingen in het gebied gaat vanuit Trévelez naar de Siete Lagunas (zeven bergmeren), een tocht van 7 uur. Ook de top van de Mulhacén is van het dorp uit te beklimmen in 10 uur. Het is echter aan te raden hierbij te overnachten in de refugio Poqueira, op 2500 m hoogte. Maar dan wordt je beloond met een echte drieduizender die relatief makkelijk te beklimmen is. Niettemin zijn de hoge regionen berucht om hun veranderlijke weersomstandigheden. In 2004 vonden een aantal Nederlanders hier nog de dood toen ze verrast werden door plotseling inzettende vrieskou en mist. Oppassen geblazen dus.

 

Op de terugweg zien we van dichtbij de sporen uit het Moorse verleden. Zo zien we hoe ingenieus het systeem van acequia’s  is gebouwd. Door kaarsrechte kanalen stroomt water van de rivier naar de omliggende akkers. Ook zien we overal tegen de steile hellingen de eeuwenoude terrassen, waar af en toe nog een koe graast en waar graan en bonen worden verbouwd.

Voorbeeld van een acequia, irrigatiekanaal

Het is niet overdreven te zeggen dat door hun kennis van waterbouw en landbouw de Moren de basis hebben gelegd voor de ontginning van dit bergland. Tot hoog in de bergen lijkt elk lapje te zijn bebouwd. Helaas lijkt steeds meer land braak te liggen. De meeste boerderijen die we tegenkomen zijn vervallen tot ruines. Veel levert landbouw hier in zijn kleinschaligheid niet meer op. Na zes uur komen we weer terug in Trevélez. Bij de wasplaats, met nog ouderwetse wasborden, vullen we onze waterflessen. Een dorpeling vraagt of we ‘boven’ op de top zijn geweest. Nee, zover was het niet. Hij vertelt me dat hij hier vandaan komt. Tien jaar geleden is hij teruggekomen uit Duitsland. Zoals zovelen is hij als jongeman destijds weggetrokken om elders werk te zoeken in Catalonië of in Noord-Europa. Na hun pensioen komen velen weer terug. Hun eigen geboortegrond trekt als een magneet. “Gelukkig komt er weer wat werkgelegenheid hier met de hamfabrieken en het toerisme. Trekt weer wat jongeren aan. Anders is er hier gewoon geen werk”. Laten we inderdaad hopen dat jongeren ook hier blijven en dat het platteland niet ontvolkt, wat helaas in andere delen van Spanje dreigt.

 

´s Avonds storten we ons als hongerige leeuwen op het door de de gastheer en –vrouw zélf bereide avondeten. Eerlijk eten, met een hollands tintje. Maar natuurlijk met een fles Spaanse rode wijn. Als iedereen naar bed is, volg ik het echtpaar nog even naar het afsluitende feestje boven op het plein. Barbecue en gratis bier, even waan ik me een local tussen de Spanjaarden. La vida loca in het hooggebergte.

 

Mijn reisgezelschap met eigenaresse Marjolijn voor Casa Sonia