|
Reisverslagen - Madagascar juli 2009
Ile Sainte Marie –
het pirateneiland De weg, daarmee bedoel
ik de hoofdweg, een ware levensader van het eiland, die loopt over bijna de hele
lengte, zo’n 60 kilometer. Van het vliegveld, via de hoofdstad Ambodifotatra
naar het noordelijkste puntje. Hij is helaas maar gedeeltelijk geasfalteerd, en
dus worden de auto’s en taxi-brousses, de collectieve busdienst, tot het
uiterste beproefd op wegen vol gaten en plassen. De asfaltweg zelf, die begint
in de hoofdstad, is nog niet zo oud. Een bewoner vertelt me dat men ermee begon
toen de (nu ex-) president Ravalomanana hier een aardig optrekje kocht…
overigens zijn overal mensen te zien van een franse wegenbouwmaatschappij, dus
over een jaar zal de rit van het vliegveld naar de hoofdstad twee keer zo snel
gaan. Bewoners en toeristen zullen er blij mee zijn. Toerisme is hier immers
belangrijk voor de economie. Gelukkig heeft het massatoerisme nog geen vat
gekregen op Sainte Marie, want de resorts zijn relatief klein en meestal in de
vorm van bungalows in de plaatselijke stijl. Tegenover mijn hotel worden er net
een paar gebouwd. Een jongeman is bezig met timmeren. Hij heet Robert. Ik
complimenteer hem, het ziet er mooi uit. “Ik heb dit helemaal zelf ontworpen
en leid de bouw” zegt hij trots. Zoals wel vaker is de eigenaar een Fransman.
Hij legt me uit waarvan de huizen hier worden gemaakt. De balken zijn van
hardhout of bamboe, muren van pandalus, een soort palmbladeren, en de bladeren
op het dak komen van de zogenaamde ravenala, ook wel´travellers tree´ genoemd,
één van de meeste karakteristieke bomen van Madagascar. IJzersterk materiaal.
Maar niet sterk genoeg voor de cyclonen die dit eiland van december tot maart
soms parten spelen. “Vorig jaar nog… hiertegenover waren alle paalwoningen
op het water weggeblazen!” wijst Robert naar mijn hotel aan de overkant van de
weg. Dat moet een ravage zijn geweest. Maar het voordeel van dit ontwerp is wel
dat ze snel weer zijn herbouwd. Het is trouwens wel te
hopen dat de toeristen straks weer komen. Want het toerisme ligt hier op zijn
gat, sinds er in januari politieke rellen uitbraken in een aantal grotere steden
op het vasteland. “Hier was alles toen rustig”, verzekert Robert. “Maar de
toeristen blijven toch ook hier weg”. Het stemt hem en velen anderen hier,
treurig. Ile Ste Marie kent als
voornaamste ‘culturele’ attractie dan ook een heus piratenkerkhof. Het
is niet moeilijk te vinden. Ik zie een groot maar nogal krakkemikkig bord
verwijzen naar het “Cimetière des Pirates”. “Satisfaction complet”
staat eronder. Mits je natuurlijk gebuik maakt van een van de gediplomeerde
gidsen, die niet moeilijk zijn te vinden. Zodra Gregoire mij, vaza (blanke)
ziet, biedt hij zijn diensten aan. Hij is een van de weinige Engelssprekende
gidsen, zo legt hij uit. De anderen zitten werkloos langs de weg. Ze zijn dus
blij met mij, een van de weinige bezoekers vandaag. Achteraf was het geen
verkeerde keuze een gids te nemen, want de weg ernaartoe kent een glad stenen
pad door het water, waar zijn steun mij goed uitkomt. Bij hoog tij zou een
bezoek dan ook onmogelijk zijn. Na een kwartier komen we bij de plek aan. De
begraafplaats is klein, maar mooi gelegen op een groene heuvel. Het schemert al,
en we zijn de enigen. Het begint lichtjes te regenen. De begraafplaats maakt
daarom een serene maar ook onheilspellende indruk. De oudste grafsteen, compleet
met ingekerfde afbeelding van doodshoofd en beenderen, dateert van 1830. Er
liggen ook een aantal franse zeelui begraven. Sommigen worden nog altijd
verzorgd door nazaten. Gregoire wijst me het eiland aan waar ze verbleven.
“Toen was de dam er nog niet hoor!” terwijl hij wijst naar de weg naar de
hoofdstad die de baai overbrugd. Nee dat begrijp ik… Ik ben wel verbaasd dat
hier zich dergelijke grote schepen konden verbergen. De baai moet nog tamelijk
diep zijn. “Het verhaal gaat dat hier ergens nog een schat ligt verborgen. Er
zou een code staan geschreven op een van de graven. Ik geloof er echter niet in
…” zegt Gregoire. Weer een spannend verhaal, alsof ik me bevind op een soort
‘Treasure Island’. Waar of niet, het zou velen hier goed uitkomen die buit
te vinden. Wat wel duidelijk is, is dat er in de buurt van het eiland diverse
schepen op de bodem van de zee liggen. Zoals de Adventure Galley, het schip van
William Kid, en de “Fiery Dragon”, van een piraat met de bijnaam Billy One
Hand, zo heeft een expeditie van National Geographic uitgewezen. Er zijn echter
maar weinig kostbaarheden in aangetroffen. Ik vervolg mijn tocht
over het eiland, nadenkend over wat ik heb gezien. Piraten. Waren het nu
zeehelden of ordinaire criminelen? Hoe dan ook, het piratenleven van toen
spreekt tot de verbeelding. Wie wou er als jongetje nu geen piraat zijn,
compleet met ooglapje en plastic zwaard? Het is als een spannend jongensboek.
Dit ligt nu wel iets anders. Piraten teisteren nu de kusten van Somalië en
Zuid-Oost Azië. Het is wereldwijd een professionele criminele industrie
geworden waar miljoenen in omgaan, waar dan ook terecht jacht op wordt gemaakt.
Ook toen waren het natuurlijk gewoon criminelen, die stalen en moordden. Toch
wordt het hier als een attractie aangeprijsd. Ze hebben zelfs een eervolle
laatste rustplaats! Laten we het erop houden dat het een mooi tijdsbeeld geeft.
En dat het geld in het laatje brengt. Geef ze eens ongelijk. Ik ga intussen verder
met de ontdekkingstocht op mijn scootertje. Op naar de Indische Oceaan. Ik kom
langs kleine dorpjes, met stalletjes waar gefrituurde maniok en bakbananen
worden verkocht. Opvallend genoeg zie ik heel wat mensen langs de weg lopen.
Sommige mooi in het wit gekleed en ik zie hier en daar vrouwen met een
hoofddoekje. Een oudere man legt me uit waarom: het is vrijdag, de belangrijkste
gebedsdag voor moslims. Natuurlijk. 5% van de bevolking bestaat uit moslims. Een
minderheid weliswaar, maar de meeste steden hebben wel een moskee. Het zegt iets
over de gemêleerde bevolking van dit land. Want laat dit eiland nu ook net de
oudste katholieke kerk hebben van Madagascar. Uiteindelijk kom ik dan
toch bij de Indische Oceaan. Deze kust is een stuk ruiger en leent zich vanwege
de stroming dan ook lang niet overal voor een rustige zwempartij. Wel voor het
vissen. De pirogues, boten uit een stuk gemaakt van een uitgehouwde boomstam,
liggen overal. Zeewaardig dus. Ik kijk ondertussen uit over indrukwekkende
branding verderop. Wacht…zie ik daar in de verte geen driemaster met een
zwarte vlag? |