Aug 2013 – door Guido Hulshoff
S’ochtends worden gewekt door ontelbare zangvogels met uitzicht op Lac Kivu, waar de zon de laatste mistslierten wegjaagt. Zonder geluid van auto’s of ander stadsrumoer. Er zijn slechtere manieren denkbaar om op te staan. Het overkomt me in Bukavu, de hoofdstad van Zuid-Kivu in Congo. Nu moet ik zeggen dat het enigszins toeval is: het hotel is voor me geregeld, want lekker dichtbij het Oxfam Novib kantoor hier in Bukavu, waar ik op dit moment verblijf voor mijn werk. Puur praktisch dus maar mooi meegenomen, dat uitzicht en die rust. En nog goedkoop ook… ideaal. Vanochtend betrad ik voor het eerst het Oxfam kantoor, waar ik de mensen heb ontmoet met wie ik komende week een workshop ga geven aan onze projectpartners. Die workshop gaat over financieel projectmanagement van een groot project, dat zich richt op de terugkerende vluchtelingen in de regio (ook wel internally displaced persons in ons jargon), die land en haard hadden verlaten op de vlucht voor mattende rebellen en regeringssoldaten vorig jaar. Verder help ik onze medewerkers hier om financiele administratie te verbeteren en subsidiegelden beter en effectiever te controleren. Goede tijdsbesteding dus, al zeg ik het zelf.
Of ik daardoor verder veel zie van de streek valt te betwijfelen, ik ben hier ook maar twee weken. Het is wel een bijzondere gedachte dat ik aan de rand zit van een land zo groot als West Europa dat grotendeels bestaat uit ondoordringbaar oerwoud, savannes en bergland. Een onbarmhartige wildernis, waar de mens te gast is eigenlijk. Maar het zijn gasten die zich wel erg onbeleefd gedragen in hun ‘huis’, want bijna nergens is zoveel gevochten en geleden afgelopen 50 jaar als in dit gebied in noordoost Congo. Oorlogen om grondstoffen voor onze mobieltjes, oorlog om land en macht, geleid door maffiose politici en warlords, gesteund door hypocriete grootmachten. Lees het geweldige boek Congo van David van Reybrouck maar. Je gelooft je ogen niet.
Dat geldt ook voor Rwanda, waar ik een tussenstop had in Kigali, de hoofdstad. Het land van duizend heuvels, het land van de gorilla’s van Dian Fossey. Maar ook het land van die beruchte volkerenmoord. De tussenstop gaf me de kans het Genocide Memorial te bezoeken dat ter nagedachtenis is opgericht. Het museum, geinitieerd door een Engelse NGO, gaat natuurlijk over de massaslachting op Tutsi-minderheid in de lente van 1994, nu precies 19 jaar geleden, en is gebouwd op de plek waar de resten van 250.000 (!) naamloze slachtoffers lagen begraven. De naastgelegen Wall of Names somt er slechts een fractie van op. Op 6 april begon deze geplande volkerenmoord door Hutu milities en allerlei ‘gewone’ mensen die collectief doordraaiden in bandeloos geweld, opgehitst door de Hutu-regering. In ongeveer drie maanden werden ruim 800.000 Tutsi en gematigde Hutu’s over de kling gejaagd. Niemand die het echt kan verklaren tot op de dag van vandaag. Feitelijk nog onbegrijpelijker dan de Holocaust, en dat zegt wel wat. Al helemaal omdat dit keer het Westen, Frankrijk voorop, donders goed wist dat het foute boel was. Maar om eigen veiligheid en onbelang van dit landje, verkozen de heren regeringsleiders en de VN niet in te grijpen.
Natuurlijk moet je je hierbij wel bedenken dat dit museum is neergezet onder goedkeuring van de huidige Tutsi-machthebbers, dus wordt verzwegen dat ook Tutsi’s geen schone handen hebben en vooral dat het Tutsi leger, dat daarna het land introk, zich schuldig heeft gemaakt aan moordpartijen op de Hutu’s en later ook in Congo aardig heeft huisgehouden. Daar lees je dan weer niks over in dit museum. Zoals zo vaak is de Afrikaanse werkelijkheid veel complexer dan we denken. Niettemin is dit museum een verplichte oefening in Kigali, hoe akelig ook.
Wat tegelijkertijd verbaast is dat dit land, de hoofdstad voorop, sinds een aantal jaren een ware wederopstanding beleeft: van een land in puin, mentaal en materieel, naar de groeimotor van de regio in nog geen twintig jaar. Het is in de Rwandese hoofdstad dan ook onafrikaans ordelijk, zie het verkeer: autos toeteren nauwelijks, stoplichten hebben een afteller voordat ze op groen of rood springen (ja wij hebben die zelfs alleen maar nog voor fietsers!), wegen zijn veelal zonder gaten en motorrijders dragen een helm (vast op straffe van een hoge boete). Hotels, kantoren en wegen worden gebouwd bij de vleet, en mensen spreken verplicht Engels. Een wirtschaftswunder in de maak, gebouwd op toerisme, grote bouwprojecten, banken, koffie en thee. Zeker heeft het regime van Paul Kagame hier veel aan bijgedragen. En ook al heeft Kagame zijn nare kanten als verlicht despoot en slechte cijfers op gebied van vrijheid van meningsuiting, deze credits moet je hem geven. Daarbij uiteraard gesteund door ontwikkelingsgeld en investeringen van het Westen (tegenwoordig trouwens vooral Chinezen en andere Aziaten). Alsof ze hun schuld aan dit drama van ’94 wouden afkopen; de vergelijking met Israel van na de oorlog dringt zich op.
Maar de opleving bewijst vooral een mentaliteit van aanpakken en kijken naar de toekomst van Rwandezen. Het bewijst tevens de waanzin van de genocide. De verschillen waren er eigenlijk niet, Hutu en Tutsi zijn geen echte stammen, zoals in Kenia en zoveel andere landen, zo verzekert een Rwandese vriend van me. Hij is een Tutsi die een aantal familieleden heeft verloren. Het verschil werd aangepraat en erin gestampt, door de Belgische kolonisatoren en later de overheid. Daarom is sinds enige tijd alweer het praten over Tutsi en Hutu-zijn een taboe in het land. Het onderscheid bestaat gewoon officieel niet meer, en men houdt zich eraan. Als ik dezelfde vriend naar zijn ‘afkomst’ vraag (foute vraag, ik weet het), praat hij er gewoon omheen. Goed, de wonden helen nooit helemaal, maar kennelijk is hard werken daarbij een remedie voor de Rwandezen om dit leed in ieder geval een beetje te compenseren. Of is dit te mooi om waar te zijn en komt er ooit een nieuwe uitbarsting…Ik hoor later van anderen dat Hutu´s heden ten dage echter wel degelijk flink worden gediscrimineerd in Rwanda en minder rechten hebben. Dat stelt dan weer niet zo gerust. Hopelijk wordt die ongelijkheid opgeheven en zal het land ooit echt duurzame vrede kennen.
Anyway, Congo zou qua economische politiek een voorbeeld kunnen nemen aan hun nabuur want de verschillen zijn groot. Maar ja, het is ook wel een iets groter land en schier onbestuurbaar. Vergelijken is dus niet helemaal eerlijk maar misschien beter om het land in wat hapklaarder brokken op te delen hier?… ook zo’n taboe. Zo leer ik in twee dagen veel bij over dit deel van Afrika. Niet verkeerd om deze mooie avond hierover na te denken op mijn kamer (nu met tsjirpende krekels buiten). Wat hoop geeft zijn de kleinschalige initiatieven die hier in elke stad plaatsvinden. Zoals door Sant’Egidio in Bukavu. De talrijke projecten van de School voor Vrede op een school met dove kinderen, studenten en in de achterbuurten. Het was een voorrecht om deze te bezoeken met directeur Patrick Mulembe. Inspirerend om de burgers hier de medeburgers te helpen. De meer dan 100 NGO’s uit andere landen ten spijt, zijn de lokale initiatieven des te meer nodig. Al wat het maar om te laten zien dat men ook zelfredzaam kan zijn…