Vrijdagavond
Het is niet wat het lijkt. Natuurlijk, de sirenes die langs de Prins Hendrikkade langskwamen trokken de aandacht deze vrijdagavond. Watiskebeurt? Het was niet normaal. Je vermoedt het ergste met zoveel politiewagens en ziekenauto’s. Maar als je goed keek, zag je in de me busjes en wagens kleine gestaltes zwaaien. Wat bleek: Het was een feestavond voor een aantal gelukkige gehandicapte kinderen, die als toetje met gillende toeters in een echte politieauto en ziekenwagen zich mochten laten rondrijden door hartje centrum. Ja, een toffe avond moet dat zijn geweest voor hen. En het zij ze gegund. Maar de engelse toeristen vonden het wat prettig om te horen dat er zich geen ernstige ongelukken hadden voorgedaan. En wij dat maar omstandig uitleggen. Helemaal mooi maakte het een jonge gast die verwachtingsvol zei toen twee politiemotoren opdoken: eindelijk zie ik nu de dalai lama voorbijkomen… en prompt reed er een M.E. wagen langs… daar ging zijn illusie in duigen. Dat kan toch niet, zo een lieve man. Nee, de RAI, daar trok ie duizenden bewonderaars, een ware triomftocht. Mooi he, en dat in Amsterdam.
Goed, we liepen verder, de Zeedijk op. Met wat vrienden uit Amsterdam, en een gast, een Antwerpenaar, die we wilden tracteren op een terrasje. We kwamen langs het altijd rustieke Elfde Gebod, Voluptabilis tractatus of zoiets staat er op de ruit, tsja. Maar het ziet er wel erg gezellig uit binnen. Helaas, een snelle blik leerde dat het te vol was. We sloegen de hoek om, de St Olofspoortsteeg in, en kwamen op een soort binnenplaats, een tussensteeg die me niet eerder was opgevallen. Er stond een paar tafels met stoelen. Laten we maar doen, he en we gingen zitten. “Wat is het hier somber” riep een van ons, hoewel hij vooral bedoelde dat het wat donker was. “Het is hier helemaal niet somber”hoorde we plotseling, in zwaar en ietwat lijzig Amsterdams accent. Een dame van middelbare leeftijd moedigde ons aan vooral te gaan zitten. Nee, niet daar maar meer hier, naar de straatkant. Maar we zaten al. “Nou, maar dan ga ik wel voor jullie bestellen”. Wij keken elkaar aan en lachten haar toe. Geduldig nam ze onze bestelling op, vol concentratie want met de alcohol in haar aderen viel dat niet mee. Onze belgische vriend bedacht zich niet en bestelde een Chouffe, en dat lieten we ons geen twee keer zeggen. Ze verdween een deur in, in iets wat niet eruit zag als een kroeg, maar waarschijnlijk de ingang voor de stamgasten was. Prompt stak daar de alom bekende acteur Peer Mascini zijn markante hoofd uit de deuropening (“ïk zei nog, géén bómmetje!”). Kennelijk ook een stamgast. Je komt wat tegen in Amsterdam. En even later kwam de serveerster foutloos onze drankjes neerzetten.
Ik zei nog tegen Peer, goeie peer trouwens, “waar is die mevrouw die onze drankjes kwam brengen? Bedank haar even voor ons”… Esther, zo heette de aardige dame kwam niet lang daarna belangstellend informeren of we het naar onze zin hadden in Amsterdam. En waar we overnachtten… toen besloten we maar haar uit de droom te helpen: we waren inwoners hier en geen toeristen… alleen onze gast. Enigszins beteuterd nam ze de onverwachte tijding in ontvangst. Had ze ons ook zo geholpen als ze dit van te voren had geweten? Maar we verzekerden haar dat we zeer dankbaar waren voor haar lieve geste. Al goed. En gelijk maande ze me naar de straatkant. “Ga hier zitten, nee in die stoel, en kijk eens goed`. Ik zag een wapen in de gevel. Nee, niet daar, zei ze… Dáár! En toen zag ik het. Schitterend in de avondzon, op de kanteel van het hoekhuis… een gouden leeuw. Trots, wakend, onaantastbaar. Ja, het was mooi. Ik voel me net een toerist, een ontdekker in eigen stad. `dat is het mooiste: om vijf uur in de stad rondlopen en dit soort dingen zien die anderen niet zien’, zo voegde ze mij toe. Ja, zo is het. Open your eyes. Een wijze les. Tevreden ging ik terug naar mijn stoel. Soms is iets niet wat het lijkt. Inderdaad.