Oase

oktober 12, 2014 2 Door Guido Hulshoff

Als ik naar mijn werk fiets, merk ik hoe groen en kleurrijk Nairobi kan zijn. In ieder geval in de wijk waar ik woon. Natuurlijk, blik , plastic en beton lijken steeds meer te overheersen in de stad. Lange files zijn goed voor tonnen CO2 en smog (niet lekker voor je longen, merk ik aan mijn aanhoudende hoest). Vooral in armere wijken slingert allerlei plastic en ander vuilnis rond. En dag in dag uit hoor je het getik en gebonk van bouwvakkers die weer een nieuwe toren uit de grond stampen voor één of andere rijke Aziaat. Maar achter die betonnen muren en hekken van de appartementencomplexen, ambassade’s, restaurants en woonhuizen schuilen niet zelden weelderige tuinen. Langs de weg zie je regelmatig felle jacaranda’s en bougainvilleas. En niet ver van mij vandaan bevindt zich zowaar een groene oase: Het Nairobi Arboretum, soort botanisch park van ruim 300 hectare, met bomen uit alle windstreken.

Het is vandaag een warme dag, perfect om even wat koelte te zoeken tussen de schaduwen. Het Arboretum is een park zoals een park moet zijn: groen en weelderig met ficussen, coniferen, ceders, eucalyptusbomen en dicht struikgewas. Met daartussen ruime weides en gazonnen, waar het een levendige boel is. Schoolklassen luisteren aandachtig naar een gids of doen spelletjes, sportteams in uniform doen gymnastiek of spelen voetbal, een koor doet een generale repetite, families zitten aan de picknick.  En geheel naar mijn smaak zie ik een stel djembe spelers in een kring lekker trommelen. Ik kan zo aanschuiven…
Je struikelt er ook over kleine apen, al dan niet met nog baby-exemplaren hangend aan of zittend op moeder. Of ze doen zich tegoed aan de uitpuilende vuilnisbakken. Plotseling beweegt een schaduw over me heen: een flinke buizerd strijkt voor me neer. Zomaar midden in de stad. Kicken.

Met recht is het Arboretum een van de groene longen van deze miljoenstad, samen met Karura Forest en Ngong Forest. En niet te vergeten het meer oorspronkelijke Oloolua forest, aan de rand van de stad. Daar was ik laatst met een wandelgroepje op een zonovergoten dag. Ontspannen ja, maar er ging wel een tweetal gewapende guards mee, om elk risico van een overval uit te sluiten. Een beetje overdreven lijkt me, gezien de diverse mensen en mountainbikers die we zonder die beveiliging tegenkomen. Niettemin is het wel interessant even met deze lui te praten. Eén is een niet onknappe jongedame, die vooral patrouilleert in Ngong Hills Reserve, vlak buiten Nairobi. Ze vertelt dat daar nogal eens nare dingen gebeuren. Zo werd er vorig jaar een schoolklas overvallen die zonder bewakers op pad was gegaan. En vorige maand heeft ze naar eigen zeggen twee overvallers doodgeschoten die haar met een mes bedreigden. Ze was daarbij als burger gekleed om dit soort lieden uit te lokken. Een opmerkelijk verhaal, zeker als ik haar tamelijk onschuldige voorkomen zo zie. Maar ze vertelt het zonder veel emotie. “Natuurlijk is het niet makkelijk, maar het is mijn werk”. Wow. Of zou ze het een beetje dik aanzetten om de noodzaak van haar métier aan te tonen? Ik hoor wel meer sterke verhalen hier.
Onderweg komen we nog een kudde koeien tegen met hun veehoeders. Het is niet ongewoon dit ook in de buitenwijken van Nairobi te zien op de openbare weg. Vaak zijn het Masai die met hun verhuizing naar de stad hun vee en gewoontes meenemen.  Maar dit zijn geen Masai, zegt een van de mede-wandelaars, zelf eentje van die stam. “Die herken je aan het spleetje tussen hun tanden”. Kijk, aan dat soort weetjes heb je wat. Nairobi is ook een Masai woord, weet hij me te vertellen. De stad is ooit genoemd naar een waterbron, in het Masai “Enkare Nairobi”, wat “Koud water” betekent. Diverse kleine rivieren, waaronder de naamgever van de stad, komen er ook samen. Geen wonder dat de Britten hier de hoofdstad vestigden. Wat een genoegen zou het toen zijn geweest om er rond te wandelen. De laatste decennia is het groen met de explosieve groei flink geslonken. Ach, ook nu mag het van mij nog steeds de bijnaam “Green city in the sun” dragen. Gelukkig zijn de genoemde bossen behouden. Het is goed te weten dat de enige Keniase nobelprijswinnaar precies dit voor ogen had en erin slaagde Karura forest te behoeden voor kap (naast vele andere prestaties zie http://en.wikipedia.org/wiki/Wangari_Maathai). Wat een topvrouw was dat dat ik nu in dat bos mag rondfietsen!

In Maathai's geest zou ik pleiten dat er nog veel meer bomen worden geplant als tegenwicht voor de kap voor de almaar uitdijende stad. Als ze dan toch naar mijn wensen luisteren, laat ze ook in de arme buurten ook wat doen aan beplanting. En misschien eens fietspaden gaan aanleggen, zou dat kunnen? Helaas. Over dat laatste idee maak ik me geen enkele illusie… Maar dromen mag.