Vergetelheid

december 8, 2008 0 Door Guido Hulshoff

Was gisteren weer eens in de bioscoop, het altijd cosy Rialto aan de Ceintuurbaan. Hoe klein het ook lijkt, er zitten verbazingwekkend veel zalen in verscholen, en de twee etages geven je een huiskamergevoel. Hoe anders dan de kille Munt of de industriele Arena. Maar goed, ieder zijn meug, het gaat hier nu eenmaal om films die niet zoveel kijkers trekken en dan kun je je wat veroorloven. Zoals de prachtige docu El Olvido van Heddy Honigmann. De vergetelheid, vrij vertaald, over het ”vergeten’ land Peru en vooral de hoofdstad Lima. Ach, zo ken ik er nog wel een paar, vergeten landen, maar goed, het is waar dat veel mensen zich niet zoveel van Lima kunnen voorstellen. Peru, hoogstens dat er mannetjes met panfluiten rondlopen en lama’s, die niet zo grappig zijn als op de nederlandse TV. Maar verder? Deze film laat zien dat er net zo goed mensen wonen met dromen, met problemen, met vreugde en verdriet, zoals bij ons. Daarin is het geen bijzondere film. Wel hoe het in beeld wordt gebracht, in een poging het dagelijks leven van een aantal gewone mensen te schetsen. De straatartiesten, die dag in dag uit, hun kunstjes vertonen. De brave bediende van een klassiek aandoende bar vlakbij het parlement (presidenten? ik heb ze allemaal hier gehad! volgens hem). De sapverkoper, die ook een smoothie maakt van kikkertjes, goed voor het geheugen volgens zijn klanten. De barman, die de lekkerste pisco sour maakt van de stad. Allemaal zijn ze willig om hun verhaal te vertellen, soms heel naturel, dan weer gemaakt, maar allen welgemeend. En een aantal ronduit cynisch over hun mandatorios, hun leiders, zakkenvullers die het slecht voorhebben met de gewone man. En hoewel het cliche wordt bevestigd, wordt hun verontwaardiging, hun machteloosheid tastbaar. Wordt de uitzichtloosheid zichtbaar. Wordt de onvrede hoorbaar. Maar men berust erin. Evengoed bezorgt het je een brok in de keel. De kleine schoenpoetser die uit Piura naar Lima is gestuurd om geld te verdienen. Hij gaat niet naar school. Heb je dromen, vraagt de maakster. Nee, ik heb geen dromen. Daarbij kijkt hij zo onverdraaglijk treurig. Zo jong, en zo verstoken van enige hoop. Dat doet pijn. Of de vrouw die weer bij haar oude moeder woont, toen haar man haar sloeg, en uiteindelijk haar verliet. Dit is dus de stille ellende. De slopende armoede. Een leven bestemd voor de miljoenen in zovele grote steden, waar je als dubbeltje niet zomaar een gulden wordt. Maar wel moet gezegd, de film telt niet alleen dit soort trieste voorbeelden. Anderen stralen nog wel, ze treden op, ze gaan naar school, zijn vrolijk, of kijken terug ondanks alles op een leven waarin ze tenminste zichzelf waardig zijn geweest. Maar je voelt het, maar een enkeling zal ooit echt een comfortabel leven leiden. De rest is veroordeeld tot grijze middelmaat, ondanks hunzelf. Het systeem maakt het dat de onderklasse nooit dezelfde kansen zal krijgen als de gepriviligeerde bovenlaag. Tsja. Je gaat het bijna accepteren, een fact of life. Dit is het verhaal van de miljoenen die niet op tv komen als vluchteling of in oorlogsgebied. Dit is het verhaal van de miljoenen die tegen de middenklasse aanschurken maar deze stap niet zullen zetten. Die er toch het beste van proberen te maken. Bewonderenswaardig. Maar daarmee een vergeten verhaal. Want overschreeuwd door die andere nog schrijnender gevallen overal ter wereld.
En dan kom je buiten, in Amsterdam. de auto’s rijden voorbij, mensen doen hun laatste inkopen, claxons klinken. Je kijkt rond en denkt : waar zijn de straatartiesten. O nee, ik ben terug, in Amsterdam. Even was ik tussen twee werelden. Wat kan bioscoop toch mooi zijn.